Roelof Bleker

Winnaar 2007 met Roombeek in Enschede

Roelof Bleker

Koppel de ideeën van bewoners en ontwerpers

Roombeek, de wijk in Enschede die na de vuurwerkramp in 2000 weer helemaal moest worden opgebouwd, is een project met vele vaders. Pi de Bruijn (architectenbureau Cie.) ontwierp het Ontwikkelingsplan Roombeek en voerde de supervisie over de invulling. Vele ontwerpers werkten mee aan de architectuur en de inrichting van de openbare ruimte. Maar de wijk is vooral gemaakt door de bewoners zelf, zegt Roelof Bleker, die als verantwoordelijk wethouder de Gouden Piramide van 2007 in ontvangst nam. Roombeek heeft zijn succes door de jaren heen bewezen. Bleker: ‘De wijk blijft bezoekers trekken en het verhaal van de wederopbouw is verweven geraakt met de ontwikkeling van de stad. Ook nu nog bouwt Enschede voort op de ervaring die toen is opgedaan met particulier opdrachtgeverschap’.

Balans

Op 13 mei 2000 veroorzaakte een reeks ontploffingen in een vuurwerkfabriek een ramp van ongekende omvang. De fabriek stond midden in een oude woonbuurt. Er vielen 23 doden en 950 gewonden. 2000 huizen raakten beschadigd en 1250 bewoners werden dakloos. Wat restte was een gapend gat in de stad en in de harten van de Enschedeërs. Het lag voor de hand een compleet nieuwe wijk op te bouwen. Maar zo is het niet gegaan. Het juryrapport benadrukt het woord ‘balans’ in de beschrijving van de gemeentelijke aanpak: ‘De balans tussen het sparen van de getroffen gebouwen en sloop, de balans tussen het herstel van de karakteristiek van de wijk en vernieuwing, de balans tussen een ruimhartige bewonersparticipatie en een gestuurde aanpak. De leden van het opdrachtgeversteam voor de wederopbouw van Roombeek moeten zich ware koorddansers hebben gevoeld.’

‘In die tijd was het gebruikelijk om projectontwikkelaars de vrije hand te geven’, aldus Bleker. ‘Dat voelde niet goed. Het was ons leed in onze stad. Het is verschrikkelijk belangrijk geweest om ook samen de wederopbouw ter hand te nemen. Om wat er nog wel stond te behouden, en om snel aan de slag te gaan. Het was in die tijd niet vanzelfsprekend om als gemeente op grote schaal voor te investeren in het behoud van de monumenten en de openbare ruimte. We deden dat omdat we het vertrouwen van de burgers snel moesten terugwinnen. Er bleek asbest in de grond te zitten, de handhaving van de veiligheidsregels stond naar aanleiding van de ramp ter discussie. De gemeente had een en ander goed te maken en moest zich daadkrachtig tonen.’

Je zou een voorzichtige aanpak verwachten bij de wederopbouw van ruim 40 hectare ‘oorlogsgebied’, zeker van een gemeente die zich moet bewijzen ten opzichte van zeer emotionele en getraumatiseerde bewoners. Maar het tegendeel was het geval. Er werd juist enorm veel uitgeprobeerd en geëxperimenteerd. ‘Er kwam een projectbureau direct ín de wijk. We regelden de kaveluitgifte en de functiemenging met een bestemmingsplan dat veel flexibeler was dan toen gebruikelijk. De schaal van de individuele kavel stond centraal, geen blokkenbouw. Alles mocht hier anders’, zegt Bleker. Er kwamen verschillende vormen van particulier opdrachtgeverschap, de openbare ruimte kreeg een centrale plaats, een geraffineerd systeem van beeldregie werd ontwikkeld, er was aandacht voor belang¬wekkende architectuur en nieuwe culturele voorzieningen. Het karakteristieke tuindorp Roomveldje werd juist zoveel mogelijk gereconstrueerd.

‘En van meet af aan was die betrokkenheid daar’, vertelt Roelof Bleker. ‘De energie die toen in de wijk gekomen is, voel je nog steeds. Veel mensen hebben hun droom gerealiseerd. Die liefde spat ervan af, zowel bij de moderne als de meer traditionele huizen. Na een open dag kreeg ik een brief van een bewoner: “Waarom stellen jullie alleen de moderne huizen open? Wij zijn juist trots op ons traditionele huis.” Dat hebben we meteen daarna recht gezet. We boden letterlijk ruimte aan alle smaken en stijlen.’

Inspiratietafel

Hij heeft veel geleerd van Roombeek. Dat stad maken een publieke zaak moet zijn, omdat de ‘winst’ dan kan worden teruggebracht naar de wijk zelf - in Roombeek bijvoorbeeld in de vorm van relatief dure ondergrondse parkeeroplossingen. En bovenal: om de kracht van ontwerpers te benutten. ‘We werkten bijvoorbeeld met prijsvragen om mensen ideeën aan te reiken voor hun droomhuizen. Ontwerpers speelden ook een rol bij de participatieprocessen. Dat ben ik na Roombeek blijven doen, ook nu als dijkgraaf van het waterschap Rivierenland. Sinds kort hebben we een dijkinspiratietafel, waarin ontwerpers en participatiedeskundigen zoeken naar nieuwe manieren van dijkvernieuwing. De dijk is immers van iedereen. We hebben geleerd om ideeën van bewoners en ontwerpers te koppelen - bewoners hebben dromen en ontwerpers kunnen die vertalen en zelfs vergroten. Dat heeft bijvoorbeeld geleid tot een fietspad met betere verblijfskwaliteit tussen Gorinchem en Nijmegen. Ook onderzoeken we de technische haalbaarheid van zonnepanelen in de Waaldijk. Bij dijkvernieuwing komen bewonersbelangen, landschappelijke waarde, technologische vernieuwing en ontwerp samen. Sinds Roombeek weet ik hoe ik daarmee om moet gaan.’

De inrichting van Nederland vraagt vooral om goede gebiedsontwikkeling. Hier komen publieke en private belangen bij elkaar. Hier moeten ontwerp, geld, kunde en techniek optimaal samengaan. Daarom heeft Roelof Bleker een welgemeend advies voor het vervolg van de Gouden Piramide: ‘Maak er een prijs voor gebiedsontwikkeling van. Er zijn genoeg architectuurprijzen, en gebiedsontwikkeling is echt veel complexer dan een gebouw. De rol van de publieke opdrachtgevers is groter en crucialer, en er komen veel meer beleidsvraagstukken samen.’ Hoe belangrijk het is dat dit goed gaat en welk lef bestuurders daarvoor nodig hebben, is in Roombeek te zien.